Europese samenwerking in forensisch onderzoek naar chemisch, biologisch, radiologisch of nucleair besmette plaatsen
Een plaats delict waar chemische, biologische, radiologische of nucleaire gevaarlijke stoffen gebruikt werden, vereist een heel andere aanpak wat betreft forensisch onderzoek dan de ‘gewone’ plaats delict die onderzoekers doorgaans aantreffen. Dankzij het Europese GIFT-project voelen de betrokken spelers in ons land - waaronder het NICC - zich alvast gewapend.
Binnen het GIFT-project zijn de verschillende spelers die betrokken zouden zijn bij onderzoek naar een chemisch, biologisch, radiologisch of nucleair incident (kortweg CBRN-incident) samen op zoek gegaan naar specifieke procedures, protocollen en apparatuur. Het NICC werkte, overlegde en onderzocht mee vanuit een forensische invalshoek. Onderzoekster Natalie Kummer vertelt: “Een site waar CBRN-stoffen aangetroffen worden, vereist een specifieke aanpak. Je kan er niet zomaar sporen verzamelen, want die kunnen besmet of gecontamineerd zijn met bv. een virus of bacterie. Bovendien kan er gevaar dreigen voor de onderzoekers die ter plaatse komen. Daarom hebben we binnen het GIFT-project – dat staat voor Generic Integrated Forensic Toolbox – onderzoeksmethodes, procedures en protocollen uitgewerkt om dergelijk onderzoek aan te vatten.”
Een CBRN-incident brengt bijvoorbeeld met zich mee dat de LTWP, die de plaats delict onderzoeken en sporen en overtuigingsstukken verzamelen, speciale beschermende kledij moeten dragen. Maar ook de onderzoeksmethodes die normaal gehanteerd worden, moeten aangepast worden. “Op een CBRN-site is het cruciaal om zo snel mogelijk de gebruikte stof te identificeren en te bepalen in welke concentratie ze aanwezig is. Binnen het GIFT-project werkten er zowel forensische en CBRN-experts mee, als industriële partners. En zo is er onder andere een draagbaar apparaat ontwikkeld waarmee ter plaatse vloeistoffen opgemeten en geïdentificeerd kunnen worden. Daarnaast werd er ook een techniek bedacht om (aan de hand van PCR-technologie) een soort DNA-bepaling te doen van biologische stoffen, zodat we onmiddellijk weten om welk virus of welke bacterie het gaat. Het grote probleem bij biologische stoffen is immers dat je ze niet ziet, en het gevaar bestaat dat we pas beseffen dat het om een biologische stof gaat als er mensen ziek beginnen te worden. Verder namen we onder andere ook de gebruikelijke methodes om vingerafdrukken of DNA-materiaal te verzamelen onder de loep in functie van een CBRN-incident.”
Besmette overtuigingsstukken
Stukken die in beslag genomen worden op een CBRN-site kunnen verder niet zomaar doorgegeven worden voor onderzoek: ze zijn namelijk ook gecontamineerd met de gebruikte CBRN-stof. “Een gebruikte handschoen kan DNA bevatten, een blad papier vingerafdrukken, een gsm of computer informatie over de verdachte. En die willen we optimaal kunnen benutten, maar dan zonder onderzoekers in gevaar te brengen”, zegt Natalie. Het project onderzocht twee mogelijkheden. In eerste instantie kunnen dergelijke sporen voor verder onderzoek overgebracht worden naar een gespecialiseerd labo met een handschoenkast. Daarin kunnen onderzoekers onder een beschermend omhulsel met handschoenen het overtuigingsstuk manipuleren en verder onderzoeken. Soms kan dat echter betekenen dat de onderzoeksmethode wat moet wijzigen, bijvoorbeeld omdat de handschoenkast kleiner is dan de ruimte waar dit soort onderzoek normaal gezien gebeurt. En dat vereist dan weer andere procedures of een aangepaste handschoenkast. Een andere optie is om het in beslag genomen stuk te decontamineren, en het daarna naar de politie of naar een forensisch labo over te brengen. “Daarbij is het ontzettend belangrijk dat het stuk met zekerheid niet langer gevaarlijk is voor het labo of de politie, maar we willen anderzijds de sporen ook zo min mogelijk vernietigen.” Tot slot moet ook de aangetroffen CBRN-stof verder onderzocht worden. Het gerecht wil immers linken kunnen leggen tussen stoffen – komen ze misschien van dezelfde bron? – of de herkomst kunnen achterhalen.
Grootscheeps experiment
Omdat de uitgestippelde procedures ook geëvalueerd moesten worden op hun haalbaarheid in de praktijk, organiseerden de projectpartners maar liefst drie grootscheepse oefeningen. Het NICC was betrokken bij de organisatie ervan. Tijdens een eerste oefening in het Verenigd Koninkrijk werd een demonstratie uitgevoerd om de apparatuur en de procedure wat betreft incidenten met nucleaire radiologie te evalueren. Daarna werd hetzelfde gedaan voor een biologisch incident in Nederland, en een derde keer voor een incident met chemische stoffen in België. “De voorbereiding van deze laatste oefening heeft bijna één jaar geduurd. Ze ging door op een nagemaakte plaats delict en betrof een labo waar zenuwgas gemaakt werd. Uiteraard ging het niet echt om zenuwgas, maar om een stof die dezelfde eigenschappen heeft zonder toxisch te zijn. De organisatie was in handen van de Defensielaboratoria (DLD) in samenwerking met het NICC, maar ook de LTWP, SIBCRA (een defensie-eenheid gespecialiseerd in de staalname op buitenlandse CBRN-sites) en de Civiele Bescherming werkten mee. Dankzij deze test hebben we een procedure kunnen uitwerken om een dergelijke plaats te onderzoeken, en er foto’s te nemen, stalen af te nemen, vingerafdrukken en DNA-sporen te verzamelen, …”
De oefening bestond uit verschillende etappes. Tijdens een eerste stap betrad de politie de plaats delict, in een beschermingspak, samen met twee mensen van de Civiele Bescherming. Terwijl die constant waakte over de veiligheid en metingen deed, verkende de politie de site. Er werden foto’s genomen en objecten geselecteerd die belangrijk konden zijn voor het onderzoek. Daarna verlieten de politie en de Civiele Bescherming de site opnieuw, zonder iets mee te nemen. In een tweede fase betraden twee medewerkers van de LTWP de plaats delict, in het gezelschap van opnieuw twee mensen van de Civiele Bescherming. De mensen van de LTWP namen stalen (bijvoorbeeld DNA en vingerafdrukken), pakten objecten in en namen ze mee naar buiten. Eén van die objecten was een blad papier, dat de LTWP later in zou stellen om (nadat het blad behandeld werd met de chemische stof ninhydrine) vingersporen te verzamelen. Buiten stond SIBCRA klaar om de ingepakte objecten te decontamineren, een tweede én een derde keer in te pakken, en in stevige containers te stoppen. “Daarna gebeurden er metingen om na te gaan of er effectief geen enkel spoor meer was van het zenuwgas. Het is immers van belang dat alle mensen die nadien nog met het stuk in aanraking zullen komen, buiten gevaar zijn. De verpakte objecten gingen tot slot naar het Federaal Oriëntatie Laboratorium (FOL), een labo dat alle nodige uitrusting heeft om CBRN-onderzoek te doen en tijdens deze oefening gebruikt werd om het analyseren in een handschoenkast te testen.”
Toolbox
Omdat de projectpartners alle beschikbare informatie over CBRN-incidenten bovendien willen bundelen en delen via een toolbox, werd ook deze laatste getest. “Het gaat om een soort server waarop alles wat met CBRN-incidenten te maken heeft, automatisch geregistreerd wordt, zodat het systeem mensen kan voorbereiden en informeren. ‘Wordt stof X aangetroffen? Dan hebt u bescherming Z nodig en is de maximumblootstelling bv. 5 minuten.’ De toolbox moet een hulpmiddel worden voor alle betrokken partijen. Daarnaast willen we ook voorzien in een opleidingsplatform, en training waar relevant”, zegt Natalie.
Op de finale resultaten van het project is het nog even wachten. Die worden in oktober 2017 voorgesteld op de afsluitende meeting van het project in Brussel. “Het project brengt ons vandaag niet alle antwoorden, maar geeft ons wel een idee van waar we staan én wat de mogelijkheden zijn. We hebben erg veel gespecialiseerde mensen in de verschillende subdomeinen. Het is een kwestie van hun expertise en apparatuur samen te brengen en hun complementariteit uit te spelen. Maar uiteraard gaat het op dit moment slechts om een oefening. Hierna moeten er beslissingen genomen worden, bijvoorbeeld over wie wat gaat doen. We voelen alvast dat de wil er is om een effectieve procedure in te stellen”, besluit Natalie.